- Home
- aikikan
- leden
- locaties
- lessen
- voor scholen
- voor bedrijven
- Actueel
- AAB
- contact
De technische basis voor de latere ontwikkeling van Aikido was gelegd door Takeda Sokaku. Het was Onisaburo Deguchi, leider van de Omoto sekte, wiens spirituele inzichten weerklank vonden bij de religieus georiënteerde Morihei, en een grote invloed uitoefenden op de filosofische kant van het aikido.
Omoto kyo, de "leer van de grote oorsprong", was zoals de meeste Japanse sekten een mengsel van Shinto mythologie, shamaanisme, gebedsgenezingen en personencultus. De opkomst van de Omoto religie in het begin van deze eeuw was een gevolg van de inspanningen van twee charismatische figuren: de stichteres, een arme, ongeletterde boerin, Nao Deguchi (1836-1918) en de energieke en buitensporige Onisaburo Deguchi.
Nao leefde in grote armoede voor het grootste deel van haar leven, en had op jonge leeftijd haar echtgenoot verloren. Van haar acht kinderen stierven er drie, twee liepen weg van huis en twee werden krankzinnig. In 1896, 56 jaar oud, viel ze in een trance en werd bezeten door Tenchi Kane no Kame, de grote god van het universum. In deze toestand schreef ze een aantal teksten, die ze zelf niet kon lezen. Deze teksten bevatten onthullingen over de wereld der geesten, en een hoop sociale kritiek. De mens werd aangespoord om een nieuwe moraal aan te nemen en de sociale instituten te hervormen. Haar visioen draaide rond een universele god die alle mensen als gelijken beschouwde, een geloof dat in direkte tegenspraak was met de Shinto staatsgodsdienst rond de goddelijkheid van de keizer.
Nao had al een aantal volgelingen toen Ueda Kisaburo haar ontmoette in 1898. Hij had interesse in shamaanisme, en had zelf ook al een aantal trance-ervaringen beleefd, waardoor hij geloofde dat hij een spirituele redder van de mensheid moest worden. Kisaburo huwde Sumiko, een dochter van Nao, en nam de naam Onisaburo Deguchi aan. Hij werd de drijvende kracht achter de explosieve groei van de jonge religie.
De sekte had een hoofdkwartier in Ayabe, dicht bij Kyoto. Toen Morihei zijn eerste bezoek bracht op 36jarige leeftijd, telde de sekte reeds twee miljoen aanhangers. In december 1919 kreeg Morihei een telegram, dat zijn vader op sterven lag en hij dringend naar Tanabe moest terugkeren. Hij woonde toen in Shirataki-mura in het noorden van Hokkaido. Op de trein sprak iemand hem enthousiast over de bijzondere leer van de Omoto sekte, over wonderbaarlijke genezingen, en over de charismatische leider, Onisaburo Deguchi. De wanhopige Morihei besliste om een omweg te maken langs Ayabe, om daar te bidden voor het herstel van zijn vader. Uiteindelijk bleef hij er enkele dagen, gefascineerd door de sympathieke Onisaburo.
Toen Morihei bij het ziekbed van zijn vader kwam, was deze al overleden. Ofschoon hij in Shirataki had bewezen dat hij talent had om te leiden, voelde hij nog steeds dat hij niet aan zijn vader's hoge verwachtingen tegemoet was gekomen. Toen zijn vader stierf, was dat een grote schok voor hem. Hij ging door een tijd van diepe psychische ontreddering. Hij ging ter afscheid naar het graf van zijn vader en in een moment van heftige emotie riep hij de geest van zijn vader aan en bezwoer dat hij zijn totale wezen zou wijden aan de geheimen van het bestaan en aan budo. Hij at of sliep nauwelijks, en zou hele nachten in de wildernis met zijn zwaard trainen. Er voltrok zich een diepe verandering in hem. Hij verhuisde met zijn hele familie naar Ayabe in 1920 in de hoop daar zijn spirituele zin te hervinden. Zijn familie dacht dat hij gek geworden was. Tot overmaat van ramp stierven in dat jaar zijn twee zoontjes door een virus.
ln Ayabe zelf ontmoette hij veelvuldig de Eerwaarde Deguchi met wie hij een diepe geestelijke verstandhouding had. Hij bracht de meditatieve en reinigende rites van Shinto in praktijk en droeg bij tot de versterking van de nieuwe religie. De acht jaren op Ayabe, hij ging is 1927 terug naar Tokyo, waren vormende jaren voor de spirituele ontwikkeling van Morihei. Hij had zich verdiept in de Shinto filosofie en leerde koto-dama (letterlijk woord-geest) beheersen.
Kotodama is de studie van de symboliek en de kracht van geluiden. De vijf geluiden van de schepping zijn I gevolgd door E, A, 0, U. Hiervan is I het oorspronkelijke geluid. E, A, 0 en U duiden op de vier fasen van de schepping. Deze vier fasen zijn symbolisch voor het ademhalingsritme van het heelal. Deze vier ritmes wekken acht krachten op, die tevens de acht kleuren en de acht geluiden zijn. Het getal acht is in Japan en het Oosten het teken voor oneindigheid (8, 64, 512, 4096 en zo door tot in het oneindige). De vier fasen U, 0, A, en E ontwikkelen de oerenergie en scheppen de subjectieve en formele wereld. Elke letter is een aspect van zijn en de geluiden vertegenwoordigen het tastbare heelal. Daaraan voorbij bestaat alleen ritme (met andere woorden, het ongrijpbare heelal, het niet-zijn, het ontbreken van kleuren en geluiden). Elke fase heeft eigen trillingen die het geestelijke verbinden met het fysieke lichaam. Door nu niet de causaliteit, maar de onderlinge relaties van deze fasen te bestuderen, kan de Weg (michi) begrepen worden of dat wat I, het ontastbare, een maakt met Wl, het tastbare. De vier fasen van de schepping vermenigvuldigt met de acht krachten, wekt 32 vormen van werkelijkheid op. Deze beknopte uitleg, die voor kritiek vatbaar is, wordt alleen gegeven als een indicatie van het complexe en diepzinnige geheel waarop aikido rust.
Nadat zijn vader was gestorven en gedurende zijn verblijf in Ayabe, wijdde Morihei zich bijna uitsluitend aan landbouw en aan budo, wat zeer ondersteund werd door Deguchi. De reden waarom de pacifistische Deguchi Morihei's aandacht voor de martiale kunsten ondersteunde, was dat hij wist van de rijke en veelsoortige achtergrond die Morihei in budo had en hij zag dit pad als dat wat het meest paste bij Morihei's temperament, mogelijkheden en aspiraties. Hij adviseerde Morihei om een deel van zijn huis in Ayabe af te scheiden en er een dojo van te maken. Morihei nam dit serieus en hij opende het 18 tatami (Japanse rietmat) grote "Ueshiba Juku”.
Oorspronkelijk was de "Ueshiba Juku" bedoeld voor jonge mannen van de Omoto sekte, maar toen de naam Ueshiba Morihei "De Budo Meester van Ayabe" wijd en zijd bekend werd, kwamen ook vreemden naar de dojo. De meest vooraanstaanden onder hen waren jonge marineofficieren van de nabijgelegen haven van Maizuru. Zijn faam verbreidde zich en de studenten kwamen uit Tokyo en andere verder gelegen gebieden van Japan. Een foto van Ueshiba in zijn dojo toont een massief, tank-achtig lichaam, dat een enorme fysische kracht uitstraalt.
Onisaburo had door zijn pacifistische opvattingen voortdurend problemen met de autoriteiten. Bovendien geloofde hij dat hij de plaats van de keizer moest innemen op zijn weg naar de redding van de mensheid. In 1921 werd hij een eerste keer aangehouden voor majesteitsschennis, maar een paar maand later vrijgelaten tijdens de amnestie bij de dood van keizer Taisho.
Twee jaar later, in februari 1924, kon Ueshiba zijn krijgskunde op praktische wijze testen, toen hij Onisaburo als lijfwacht vergezelde naar Mongolie. Onisaburo was van plan om daar, met de hulp van andere Chinese en Koreaanse religieuze groeperingen, een kolonie te stichten, gebaseerd op zijn overtuigingen, en die een model zou zijn voor de hele wereld. Ze moesten in het grootste geheim vertrekken omdat Onisaburo onder voortdurende politiecontrole stond.
Hoe fantastisch een dergelijke ambitie mag lijken, de Eerwaarde Deguchi had een aantal troeven. Samen met Tchang Tso-lin (of Zang Zuolin), meester van Mukden, richtte hij een 'Onafhankelijk Noord-West Leger" op, dat al gauw uit een tiental onderafdelingen bestond onder leiding van Generaal Lu Chan-kin (of Shangui). Zon, maan, sterren en aarde prijkten op zijn 'goddelijk vaandel'. Plundering was verboden. Met zijn leger doorkruiste Deguchi de Mongoolse vlakten, verkondigde dat hij de incarnatie was van Maitreya Buddha, genas zieken en deelde zout en rijst uit.
Tchang Tso-Lin, jaloers op dit succes, trok zijn steun terug en zette zelfs een leger tegen hem in, nadat hij Lu-Chan-kin (of Lu Shangri) samen met de andere Chinese officieren had laten doodschieten. Ook Ueshiba en Deguchi werden gevangengenomen. De groep van vijf werd in de gevangenis geworpen en verwachtte niets anders dan de dood voor het vuurpeloton. Een krachtig ingrijpen van de Japanse consul in Mongolie redde het leven van de groep. Ze werden uitgewezen en onder bewaking van de Japanse politie teruggevoerd naar Japan.
Na zijn terugkeer werd Ueshiba geleidelijk uit Ayabe weggetrokken door een aantal invloedrijke personen, waaronder admiraal Isamu Takeshita en voormalig eerste minister Gombei Yamamoto, om les te geven in zijn stijl van jujutsu in Tokyo. Uiteindelijk verhuisde hij met zijn familie in 1927.
Dit was echter niet het einde van zijn kontakt met de sekte. Onisaburo steunde de oprichting van de Budo Senyokai in 1932 met fondsen van de sekte. De eerste voorzitter van deze organisatie was Morihei Ueshiba. Dojo’s schoten op over heel Japan, voornamelijk in gebieden waar de sekte veel aanhangers had, en er werden regelmatig lessen gegeven in Ayabe, Kameoka en Takeda. Hiervoor werden op regelmatige basis leraars van Ueshiba’s Kobukan Dojo in Tokyo uitgestuurd, waaronder Noriaki Inoue, Hisao Kamada, Gozo Shioda en Rinjiro Shirata.
Er kwam een abrupt einde aan de aktiviteiten van de Budo Senyokai als een gevolg van het Tweede Omoto Incident in december 1935. Onisaburo, zijn vrouw en 50 volgelingen werden gearresteerd door de militaire regering voor schending van de openbare orde en majesteitsschennis, en veroordeeld tot levenslange opsluiting. De sekte werd brutaal onderdrukt, schrijnen werden gedynamiteerd en vele eigendommen van de sekte werden verwoest. Ueshiba dook onder voor enige tijd, en tot het einde van de oorlog was hij verplicht openlijk afstand te nemen van de religie. Hiervoor kreeg hij later veel kritiek van overlevenden van de sekte, maar openlijke ondersteuning van de Omotokyo in het politieke klimaat van die dagen zou alles hebben vernietigd wat hij met zoveel moeite had opgebouwd. Onisaburo werd in 1942 voorwaardelijk vrijgelaten, en leefde nog 6 jaar als dichter en pottenbakker. De Omoto kyo kende een beperkte heropleving na de oorlog en telt thans ongeveer tweehonderdduizend aanhangers.
Bronnen:
Eli Steenput
Stanley A. Pranin, Aiki News #95, 1993.
Aikido, The way of harmony, John Stevens, 1985.